Ch O8 3H H5 Uitwerkingen def - Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 - Studeersnel (2024)

Antwoorden

Vak

scheikunde

247Documenten

Studenten deelden 247 documenten in dit vak

NiveauJaar

HAVO

3

School

Wolfert Lyceum

Studiejaar: 2023/2024

Boeken in lijstGetal en ruimteTratado de fisiologia MedicaAnknytningsteori : betydelsen av nära känslomässiga relationerThe Science Game: An introduction to research of the behavioural and social sciencesChemie Overal

Geüpload door:

Anonieme student

Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.

Wolfert Lyceum

Aanbevolen voor jou

  • 10Ch O8 3H H5 Uitwerkingen defscheikundeOverige100% (10)
  • 7antwoorden havo 3 hoofdstuk 3 (chemie overal)scheikundeOverige100% (2)
  • 50Nova Sk 6vg uitwerkingenscheikundeOverige100% (1)
  • 11Aardrijkskunde eindopdracht EstellescheikundeOverigeGeen
  • 12Kopie van Hfdst 5 - Uitwerkingen NOVA scheikundescheikundeOverigeGeen

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • 3hv h3 §123 antwoorden - Scheikunde
  • Chemie (7e editie) - havo-3 (uitwerkingen)
  • Rekenen aan reacties - module - antwoorden tot taak 4
  • Drones - antwoorden 22
  • antwoorden havo 3 hoofdstuk 3 (chemie overal)
  • Oefening 1

Gerelateerde documenten

  • Ch O8 3H H2 Uitwerkingen def
  • Scheikunde hoofdstuk 1 paragraaf 1 antwoorden
  • Sc - scheikunde begrippen
  • Ch O8 3H H5 Uitwerkingen def
  • Kopie van Hfdst 5 - Uitwerkingen NOVA scheikunde
  • Nova Sk 6vg uitwerkingen

Preview tekst

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

3 HAVO hoofdstuk 5 Mengsels

5 .1 Scheidingsmethoden

ABezinkenIn een suspensie zakken de zwaardere vaste deeltjes naar de bodem.De scheiding berust op het verschil in dichtheid.FiltrerenBij het filtreren van een suspensie zullen de vaste deeltjes achterblijven in het filter, het residu. Devloeistof loopt door het filter heen, het filtraat.De scheiding berust op het verschil in deeltjesgrootte.ExtraherenVaste stoffen kun je van elkaar scheiden als een deel van een mengsel goed oplost in hetextractiemiddel en andere stoffen niet.De scheiding berust op het verschil in oplosbaarheid.

Afilter houdt de vaste stof tegen en laat de vloeistof doortrechter daarin zit het (papieren) filter waarin de vloeistof gegoten kan wordenreageerbuis of opvangvat om de vloeistof, het filtraat, op te vangen

A 3

B

a extraheren en filtrerenb De koffieprut in de pad is het residu, de koffie in het kopje is het filtraat.

B 5a extraherenb zout en zandc heet water

d

  

2 500 000 ton

365 dagen 24 uur 60 min 60 sec

= 0,0792 ton = 79 kg per seconde

C 6

a Met alcohol kun je het jood uit het mengsel extraheren. Na filtreren houd je het mengsel van zanden zwavel over als residu en een joodoplossing als filtraat. Door de alcohol te laten verdampen houdje jood over.

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

b Met koolstofdisulfide kun je nu via extractie zwavel uit het mengsel (residu) halen. Na filtreren houd je het zand als residu over en een zwaveloplossing als filtraat. Na verdampen van koolstofdisulfide heb je de zwavel in handen.

B

Het rendement is dan:

8,0 g

10 g

× 100% = 80%.
B

a 7,50 gram salmiak in 100 gram dubbelzoute drop; dat is dus 0,750 gram salmiak in 10 gram.

Je vindt

93,

100

× 0,75 gram = 0,70 gram salmiak.

b Sjoerd mag maximaal: 50,0 × 0,150 g = 7,5 0 gram salmiak binnenkrijgen.Dat komt overeen met 100 gram dubbelzoute drop per dag (zie a).

C 9a Zak 3 bevat de middenlaag die na centrifugeren is ontstaan, dat zijn de bloedplaatjes. Zak 4 bevat de bovenlaag uit zak 3, de stof met de kleinste dichtheid, het plasma. Zak 5 bevat de onderlaag uit zak 3, de stof met de grootste dichtheid, de bloedcellen.b Elk deel heeft een aparte toepassing.c Nee, het is niet mogelijk om de scheiding van elk deel heel precies uit te voeren.

d Het rendement is:

18,

25,

× 100% = 74%.
C 10 

a Er wordt per dag 6 000 000 kg bieten verwerkt. In 1 kg zit 0,170 kg suiker. Er kan dan maximaal: 6 000 000 × 0,170 kg suiker = 1 020 000 kg suiker worden geproduceerd.b 100% – 3% = 97%.

c De fabriek produceert per dag:

97 1 020 000

100

= 989 400 kg suiker.

d Niet alle suiker wordt geëxtraheerd: de suikerbieten zijn niet goed genoeg vermalen.Een deel van de suiker blijft achter in de achterblijvende pulp.

5 .2 Indampen en destilleren

A1 1Indampen berust op het verschil in kookpunt.

A1 2Indampen gebruik je bij oplossingen en filtreren bij suspensies.Een suspensie is ook in te dampen, maar dan kunnen ook opgeloste stoffen in de vaste stofterechtkomen.

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

c Voor verdampen is warmte nodig, dus dat is endotherm. Bij condenseren komt deze warmte weervrij, dus dat is exotherm.d Je gebruikt het verschil in kookpunt.

B 17Kleine hoeveelheden van allerlei zouten (mineralen) uit de bergen en uit de velden lossen op in hetwater van de rivier. Dat komt allemaal in zee terecht. Daar verdampt het water en de stoffen zoals dezouten, blijven achter.

B1 8a Het destillaat bestaat uit een mengsel van alcohol en methanol.b methanol

C 19 a De gassen zouden pas bij een heel lage temperatuur condenseren. In de destillatiekolom is hetwarmer. De stoffen blijven dus gasvormig en zullen door hun lagere dichtheid boven uit de kolomkomen.b LPG wordt met behulp van hoge druk vloeibaar gemaakt.c Stookolie heeft een veel lager kookpunt dan benzine. Benzine kookt en condenseert eerder enkomt hoger uit de kolom.

Ca Door lucht af te koelen tot onder −196 °C ontstaat vloeibare lucht. Daarna kun je de temperatuurlangzaam laten stijgen. Stikstof zal dan als eerste gaan verdampen. Daarna kun je de zuurstofopvangen.b Ar, CO 2 , H 2 O

C 21 ★a Water is de stof met het laagste kookpunt, het zal in kolf c opgevangen zijn.b Oliezuur heeft een veel hoger kookpunt, het zal in kolf a opgevangen zijn.c Het residu bestaat uit palmitinezuur en alle andere stoffen met een kookpunt hoger dan 351 °C.

5 .3 Adsorberen en chromatograferen

A2 2Je maakt gebruik van het verschil in aanhechtingsvermogen.

A2 3Norit is een stof met een zeer groot oppervlak. Hierdoor heeft Norit een enorm adsorberendvermogen.

B2 4a Voor 5,0 kg katoen is 1000 g indigo nodig.

Voor 400 g = 0,400 kg is:

1000 0,

5,

= 80 g nodig.

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

b Voor 1 kg katoen wordt 200 g indigo gebruikt. Daarvan wordt 60 g geadsorbeerd.

Het rendement is

60

200

× 100% = 30%.

c Je kunt de kleurstof aan een geschikt adsorptiemiddel laten binden. Met een geschikt oplosmiddelzal de kleurstof het adsorptiemiddel loslaten.d De stiksels zijn niet van katoen maar van een stof die geen indigo adsorbeert.

A2 5Op het verschil in aanhechtingsvermogen aan de stationaire fase en het verschil in oplosbaarheid inde mobiele fase.

B 26Onder de loopsnelheid van een stof verstaan we de snelheid waarmee een (kleur)stof over het papier(chromatogram) naar boven ‘loopt’.

B 27Door de blauwe kleurstof uit de snoepjes te extraheren, bijvoorbeeld met water. Daarnachromatografeer je beide oplossingen onder precies dezelfde omstandigheden. Als de Rf-waardesvan de blauwe stippen gelijk zijn, dan is het dezelfde kleurstof.

B 28 1 De Rf-waarde is de verhouding tussen de afstand die afgelegd wordt door de kleurstof en deafstand afgelegd door de loopvloeistof. Als de kleurstof goed meegenomen wordt door deloopvloeistof, is het verschil in afstand klein, en is de Rf-waarde dus hoog. De stelling is dus waar.2 De kleurstof kan nooit een grotere afstand af leggen dan de loopvloeistof, de Rf-waarde wordt dusnooit groter dan 1. Tegelijkertijd kan de kleurstof nooit ‘terug’ lopen, dus wordt de Rf-waarde nooitkleiner dan 0. De stelling is dus waar.3 Als Rf = 0 betekent het dat de stof op het opbrengpunt is blijven zitten. De stof lost niet op in demobiele fase. Het zegt niets over de zuiverheid van de stof. De stelling is niet waar.

B 29 a Een van de stoffen, bijvoorbeeld stof A, moet beter aan de stationaire fase adsorberen dan stof B.b Een van de stoffen, bijvoorbeeld stof B, moet beter oplossen in de mobiele fase dan stof A.

C 30

a Je vindt bijvoorbeeld: Rf =

5,

8,

= 0,65.

b De gele stof wordt minder ver meegevoerd door de loopvloeistof dan de rode stof, dus deoplosbaarheid is kleiner. De rode stof wordt verder meegevoerd; de oplosbaarheid is groter.Het is ook mogelijk dat de oplosbaarheid van beide stoffen gelijk is. In dat geval zal de gele stof beteradsorberen aan de stationaire fase dan de rode stof.c De Rf-waarden van alle stoffen zullen groter worden, dus ook van de gele stof.d De bij a gevonden waarde komt het meest overeen met luteïne.e Je verwacht violaxanthol ergens halverwege, tussen de gele en de oranje vlek.

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

b In 275 mL water van 10 °C lost op 178 gram calciumchloride op.

In 1000 mL = 1,0 L water lost dan op:

178  1000

275

= 647 g op.

De oplosbaarheid is dus: 647 g/L.c In 200 mL = 0,200 L verzadigde calciumchlorideoplossing van 20 °C is 0,200 × 1000 = 200 gopgelost.In 200 mL = 0,200 L verzadigde calciumchlorideoplossing van 0 °C is 0,200 × 595 = 119 g opgelost.Er is dan als vaste stof: 200 – 119 = 81 gram calciumchloride uitgekristalliseerd.

A3 9a Een berekening met dichtheid. Massa en volume g/cm 3b Een berekening aan oplosbaarheid. Massa en volume g/Lc Een berekening met volumeprocenten. Volume en volume mL/mLd Een berekening met massaprocenten. Massa en massa g/g

B 40

a

3,0  100

500

= 0,60 g zout

b 0,6 0 g zout zit in 100 g oplossing: Het massapercentage zout in de oplossing is dan 0,6 0 %.c In 100 g oplossing zit 0,6 0 % zout.

In 30 g oplossing zit dan:

30 0,

100

= 0,18 g zout.

B 41

In 300 mL bier zit dan:

300 8,

100

= 24 mL alcohol.

B4 2

a Na mengen is het volume 800 + 25 = 825 L. Dit is:

25

825

× 100% = 3,0 volumeprocent methanol.

b In 250 mL spiritus zit:

250 3,

100

= 7,5 mL methanol.

B4 3 

a 250 mL frisdrank bevat 27,5 g suiker. 100 mL frisdrank bevat dus

27,5  100

250

= 11,0 g suiker.

b Als 100 mL = 0,100 L frisdrank 11,0 gram suiker bevat, dan is het suikergehalte:

11,

0,

= 110 g/L.

c 1,0 mL heeft een massa van 1,0 g, dus 250 mL frisdrank heeft een massa van 250 g. Het

massapercentage is dan:

27,

250

× 100% = 11,0%.
B4 4

a 1 00 mL vinaigrette bevat 25 mL olie.

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

b 0,500 L = 500 mL vinaigrette bevat:

500  25

100

= 125 mL olie.

c 3 ,0 mL olie zit in:

3,0  100

25

= 12 mL vinaigrette.

d 50,0 mL vinaigrette bevat 25 100

× 50,0 mL = 12,5 mL olie.

Als 12,5 mL olie overeenkomt met 15%, dan is 100% 100 15

× 12,5 mL = 83,3 mL mengsel.

Je bent begonnen met 50,0 mL vinaigrette, dus je moet 83,3 – 50,0 = 33,3 mL azijn toevoegen.

C4 5 a Bij 20 °C lost er 32 g kaliumnitraat in 100 g water.

In 5 g water lost

32 5,

100

= 1,6 g kaliumnitraat op.

Er zal 4,5 g – 1,6 g = 2,9 g zout neerslaan.b Als je bij 60 °C op de x-as, een verticale lijn trekt, dan vind je een snijpunt met de grafiek. Vanuit ditsnijpunt trek je een horizontale lijn naar links en je leest af: 104 g/100 g water.c Er lost 104 g kaliumnitraat op in 100 g water.

Het massapercentage is:

+

104

104 100

× 100% = 51,0 massaprocent.

Gemengde opdrachten

1a filtrerenb indampen of destillerenc extraherend indampen of destilleren

2a Niet juist. Suiker is opgelost in het water en zal door het filter lopen.b Juist. Een deel van de thee lost op in het water en een deel niet.c Juist. De deeltjes zijn te groot om door het filter te kunnen gaan.d Juist. Dit is/zijn de stof(fen) met een hoger kookpunt.

3

a 75 0 mL frisdrank bevat 110 g suiker. 100 mL frisdrank bevat dan

110  100

750

= 14,7 g suiker.

b 100 mL frisdrank bevat 14,7 g suiker dus 1000 mL = 1 liter bevat 147 g suiker. Het suikergehalte isdus 147 g/L.c Het massapercentage suiker is het aantal gram suiker in 100 gram frisdrank, dus je antwoord vana: 14,7 massaprocent.

Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 Noordhoff Uitgevers (c)

100 gram van dit mengsel bevat dan:

9,6  100

120

= 8,0 g suiker.

Als in 100 g mengsel 8,0 g suiker zit, dan is het massapercentage dus 8,0%.

11

a In 1,00 L = 1000 mL water lost 400 g salmiak op. In 300 mL water lost

300  400

1000

= 120 g salmiak

op.

b Voor 53,5 g salmiak is 17,0 gram ammoniak nodig. Voor 120 gram salmiak is

17,0  120

53,

= 38,1 g

ammoniak nodig.Voor berekenen van de nodige hoeveelheid waterstofchloride kun je de wet van behoud van massatoepassen: Er is 120 – 38,1 = 81,9 g waterstofchloride nodig.c Als je een verzadigde oplossing van een vaste stof afkoelt, kan er minder vaste stof in oplossingblijven. Er zal dus vaste stof op de bodem komen te liggen.

12 a 1200 kg bieten bevat 1200 kg × 185 g = 222 000 g suiker = 222 kg suiker.

De opbrengst is 200 kg. Het rendement is

200

222

× 100% = 90,1%.

b Er zit nog suiker in de pulp en er blijft suikerwater achter in het filter.

13 a Opvangvat, koeler, destillatiekolf, thermometer, verwarmingsmantel/brander.b MEG heeft het laagste kookpunt en zal als eerste vloeistof opgevangen worden.

190 mL MEG zat in 250 mL antivries; dat is

190

250

× 100% = 76 volumeprocent MEG.

DEG is de tweede vloeistof die wordt opgevangen.

40 mL DEG zat in 250 mL antivries, dat is

40

250

× 100% = 16 volumeprocent DEG.

c Het kan geen water zijn, want water kookt al bij 100 C. Water zal eerder als vloeistof opgevangenworden dan MEG.

d Gemiddeld stijgt de kleurstof uit het residu

(11,1 cm + 11,6 cm)

2

= 11,3 cm.

De gemiddelde Rf-waarde is

11,

14

= 0,81.

e Gemiddeld stijgt de kleurstof uit het controlemonster

(10,8 cm + 11,6 cm)

2

= 11,2 cm.

De gemiddelde Rf-waarde is

11,

14

= 0,80.

f Ja, de Rf-waarden zijn niet helemaal gelijk, maar de vlekken komen ook niet allemaal op preciesdezelfde hoogte.

Ch O8 3H H5 Uitwerkingen def - Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 5 2022 - Studeersnel (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Mr. See Jast

Last Updated:

Views: 5860

Rating: 4.4 / 5 (75 voted)

Reviews: 82% of readers found this page helpful

Author information

Name: Mr. See Jast

Birthday: 1999-07-30

Address: 8409 Megan Mountain, New Mathew, MT 44997-8193

Phone: +5023589614038

Job: Chief Executive

Hobby: Leather crafting, Flag Football, Candle making, Flying, Poi, Gunsmithing, Swimming

Introduction: My name is Mr. See Jast, I am a open, jolly, gorgeous, courageous, inexpensive, friendly, homely person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.